82.000 kinderen
Rotterdams’ bekendste plein was vandaag gevuld met lege kinderschoenen, bloemen en knuffels om de kinderen te herdenken die hadden moet zijn. De kinderen wie wij in real time hebben zien huilen en schreeuwen op foto’s en video’s. De kinderen wiens angst en pijn zo groot was dat ze bezweken aan die angst en het leven moesten verlaten. De kinderen van wie er zo weinig over bleef dat we brullende ouders met loodzware plastic zakken zagen.
’s Ochtends duurde het meerdere momenten voordat de keuze was gevallen op de knuffel die ik voor de kinderen zou achterlaten bij de herdenking. Niet omdat de keuze zelf complex was, maar omdat het rouwige van de realiteit weer eens insloeg als een trap in mijn buik. Boosheid is zoveel makkelijker dan je overgeven aan verdriet. Mijn hart verscheurde voor de zoveelste keer. Maar de gevoelens die door mijn lijf raasden, doen er niet toe. Want wie ben ik om mijn emoties het middenpunt te maken?
Gisteren zag ik de theatrale tweets van Timmermans. “We mogen onze ogen niet schuilen voor de afschuwelijke situatie waarin mensen in Gaza zich bevinden. De onschuldige Palestijnen en de gegijzelden zijn het slachtoffer van Hamas die niets geeft om mensenlevens en Netanyahu die alleen aan zijn politieke carrière denkt.”
Ik moest een paar keer knipperen omdat ik er niet zeker van was of deze hallucinante verschijning zich in de realiteit bevond. Is dit het gezicht van Nederlands’ grootste linkse partij? De man die spreekt over ‘onschuldige Palestijnen’ en daarmee impliceert dat er schuldige Palestijnen zijn, maar tegelijkertijd al het veroorzaakte leed in Gaza, en inmiddels ook in de Westelijke Jordaanoever, individualiseert tot Netanyahu? En dan het lef heeft om te stellen dat Netanyahu alleen denkt aan zijn politieke carrière?
De stilte die alle kinderschoentjes omsingelde, schreeuwde dat Netanyahu de schuldige is en niets om mensenlevens geeft.
Het leed van een kind is er een die velen van ons niet kunnen of willen negeren. Het lijkt verankerd in ons menselijke zijn om een kind in nood te helpen. Ik moet denken aan de terechte collectieve pijn, verontwaardiging en boosheid die ik zag groeien rondom de mishandeling van het pleegmeisje in Vlaardingen. Wat haar is aangedaan, is het teken dat er in sommige mensen geen menselijkheid schuilt, hoe diep je ook graaft, en ze zichzelf hebben ontdaan van mens zijn.
Maar waarom is het zo moeilijk om diezelfde pijn, verontwaardiging en boosheid te voelen voor die 82.000 kinderen die niet meer zijn? Waarom is het zo moeilijk om te zien waar al die lege kinderschoentjes voor staan? Om in te zien wie in die kinderschoentjes hadden moeten staan? In mijn achterhoofd weet ik het antwoord. Dat antwoord is daar al maanden. Landsgrenzen, melanine, haat.
Het bloedvergieten door Benjamin en zijn kompanen blijft doorgaan omdat zijn bondgenoten hem blijven bijstaan. En we zijn genoodzaakt om dit te moeten aanschouwen. Velen van ons vragen zich af of er een einde in zicht is, of er ooit een einde in zicht komt. Wat kunnen we doen? Wanneer is het genoeg?
Is het ooit genoeg?