Beperkt gemaakt

De strijd voor sociale rechtvaardigheid in de samenleving is er één die al decennia, al eeuwen gevoerd wordt. Steeds vaker en steeds meer is er aandacht voor de mensen die in de marges van de maatschappij geduwd worden. Op één groep na: mensen met een beperking. Die conclusie heeft het VN-comité Committee on the Rights of Persons with Disabilities ook getrokken. Nederland doet op meerdere vlakken structureel te weinig voor de rechten van mensen met een beperking.

De disability community weet dit zelf maar al te goed. Jaar in, jaar uit wordt deze gemeenschap gedwongen om te strijden voor hun plek in de samenleving, om anderen in te laten zien dat het van belang is om oog te hebben voor iedereen. Want iets wat deze gemeenschap ook veelvuldig deelt, is dat een beperking hebben de enige gemarginaliseerde groep is waar iedereen opeens tot kan behoren. Want sommige mensen zijn wellicht geboren met een beperking, sommigen krijgen gedurende hun levensloop een beperking door welk voorval dan ook.

De vele voorvaderen die zeggenschap hadden over hoe dit land, dit continent en de hele wereld eruit hoorde te zien, bepaalden dat alleen gezonde mensen volledig mochten en konden meedoen. Maar, zoals de disability community óók meermaals heeft medegedeeld, gezond zijn is slechts een tijdelijke toestand. Gezond zijn is iets waar men actief voor moet werken, omdat de maatschappij ook is ingericht om mensen zieker te maken. Etenswaren die onttrokken worden van vele voedingsstoffen en gevuld worden met suikers, leefomgevingen die vergiftigd worden door het afval van het grootkapitaal. Ieder van ons kan op vele manieren plots beperkt gemaakt worden.

Zelfs binnen gemeenschappen die zich focussen op sociale rechtvaardigheid is structurele uitwissing een waarheid. Toen de Grondswetswijziging van Artikel 1 definitief was, en zowel ‘seksuele gerichtheid’ als ‘handicap’ aan de lijst werden toegevoegd, richtten zoveel mensen zich op het stukje seksualiteit en vieren zij dat ‘seksuele gerichtheid’ aan het Artikel was toegevoegd. Eindelijk was er Grondwettelijke bescherming voor iedereen die niet heteroseksueel is.

Wat men echter vergat en bleef vergeten, was dus dat ‘handicap’ ook aan de Grondwet was toegevoegd. Daarmee was er ook een Grondwettelijke bescherming tegen discriminatie op basis van handicap. De disability community moest zelf keer op keer op keer blijven herhalen dat ook zij nu Grondwettelijke bescherming genoten, dat dit ook reden was om te vieren, om uitgebreid bij stil te staan.

Ook toen meerdere activisten op de linker- en rechterflank met elkaar in gesprek gingen over de toenemende antidemocratische druk op het demonstratierecht vanuit de Nederlandse overheid werd de uitwissing van de disability community duidelijk. Eén van de activisten aan die tafel was een bepaalde dansleraar die zichzelf populair maakte middels antiwetenschappelijke en vooral eugenetische uitlatingen tijdens de pandemie: kwetsbare mensen moesten opgeofferd worden, zij waren geen reden om de samenleving op slot te houden.

Activisten op de linkerflank deelden hun toch wat positieve ervaringen over dit gesprek en de overeenkomsten die zij wisten te vinden met hun tegenstanders. De disability community deed pogingen om deze activisten de schadelijkheid van deze legitimering in te laten zien. Hun zorgen werden echter weggewuifd. Zo zijn er tal van voorbeelden aan te wijzen. Van protesten over het woonbeleid tot aan de Feminist March, de zorgen van disability community werden structureel onbelangrijk en onzichtbaar gemaakt.

Op veel van de plekken waar ik kom en aan veel van de tafels waar ik uitgenodigd word, zie en hoor ik de structurele uitwissing van mensen met een beperking. En daar verzet ik me tegen. Ik zie mezelf absoluut niet als de messias van de disability community. Ik beschouw mezelf niet eens als bondgenoot, want bondgenootschap impliceert een begin en een einde, het impliceert voorwaardelijkheid. Nee, ik sta ‘gewoon’ solidair met de disability community. Ik zie hoeveel zij uitgewist worden, en hoe weinig aandacht men besteed aan toegankelijkheid en disability justice. Het minste wat ik kan geven, is mijn strijdlust, juist omdat ik weet hoe die uitwissing voelt.

Velen van ons weten hoe het voelt, en zouden daardoor in bewegen moeten komen voor deze strijd.

Previous
Previous

De moed van Gisèle Pelicot

Next
Next

82.000 kinderen