Paarse vrijdag & journalistiek

Het is Paarse Vrijdag vandaag. Op deze dag wordt stilgestaan bij de acceptatie van lhbtiqa+ jongeren op scholen. Waar de dag voorheen gevuld was met vreugde, lijkt het de laatste jaren steeds meer te zijn op een dag waar lhbtiqa+ jongeren een doelwit zijn. En de journalisten van de NOS lijken niet in staat te zijn om te duiden waarom steeds meer jongeren in verzet komen tegen lhbtiqa+ acceptatie, en vervullen hun journalistieke plicht mijns inziens niet.

Het begint al bij de titel. “Gedoe op veel middelbare scholen rond Paarse Vrijdag”, verzwakt wat er daadwerkelijk gebeurt. In de tekst wordt er gesproken over een stinkbom die gegooid werd, jongeren die bespuugd worden, regenboogvlaggen die in brand worden gestoken. Hoe reduceer je dat tot ‘gedoe’?

In het artikel worden voor- en tegenstanders van lhbtiqa+ rechten gepresenteerd als gelijkwaardige tegenpolen, zoals talkshows vaak ook doen, waardoor er een vals midden ontstaat: “Ik ben niet tégen lhbtiqa+ rechten, maar het hoeft ook niet zo in your face.” Dit is een gevaarlijke positie voor mensen om in te nemen omdat er al enerzijds weerstand is tegen zichtbaarheid van de lhbtiqa+ gemeenschap. En anderzijds is deze overtuiging ook gevoelig om naar de verkeerde kant getrokken te worden. In dit verhardende klimaat waarin campagnes uit conservatieve hoeken gevoerd worden is de kans zeer aanwezig dat mensen in dat valse midden de negatieve kant op getrokken worden. Met regelrechte, volledige weerstand naar de lhbtiqa+ gemeenschap.

De cijfers liegen er ook niet om. Zo concludeerde GGD Amsterdam dat slechts 43% van de jongeren homoseksualiteit accepteert; twee jaar geleden was dit nog 69%. Eenzelfde daling is te zien in Utrecht. In 2019 vond 71% van de jongeren daar homoseksualiteit nog normaal, dat is inmiddels gezakt naar 46%. Ook in Zeeland stemmen de cijfers droevig: de acceptatie van trans personen blijkt daar sterk gedaald. Slechts een kwart van de Zeeuwse jongeren vindt trans personen normaal – twee jaar geleden gold dat nog voor de helft van hen. En waar twee jaar geleden 17% van de Zeeuwse jongeren aangaf open te zijn over homoseksualiteit, is dat nu nog maar 9%.

In onderstaande grafiek van het CBS is ook te zien hoe vaak mensen uit de lhbtiqa+ gemeenschap slachtoffer zijn van traditioneel geweld.

(Kijk NOS, zo presenteer je context en duiding bij bepaalde gebeurtenissen.)

Journalisten zijn één van de beschermers van de democratische rechtsstaat. Onder andere doordat ze überhaupt bestaan. Maar mijns inziens mag deze taak ook tot uiting komen via het beschermen van mensenrechten. Er zijn voldoende journalisten die maar al te graag neutraliteit en objectiviteit claimen. Maar daar is ook voldoende over te zeggen. Want wanneer ben je nou echt neutraal? En is objectiviteit niet slechts de afgesproken subjectiviteit van de meerderheid? En moet je als beschermers van de democratische rechtsstaat ook niet kijken naar bijvoorbeeld Artikel 1 van de Grondwet?

Geweld naar lhbtiqa+ mensen en in dit geval jongeren neemt toe, en dat is een gevaar voor de hele samenleving. Want de rechten van gemarginaliseerde groepen zijn kanaries in de koolmijn. Ze laten zien waar de samenleving naartoe beweegt. Voordat we het weten, zijn meer en meer rechten afgenomen. Ook die van ‘neutrale’ en ‘objectieve’ journalisten.

Previous
Previous

Kiezen voor empathie

Next
Next

Een thuis